Damme.

Damme, gemeente in België, prov. West-Vlaanderen, arr. Brugge, 89,52 km2, met 10!880 inw.
Damme ligt deels in de Zeepolders, deels in Zandig Vlaanderen, aan het Kanaal Brugge–Sluis, het Afleidingskanaal van de Leie en het Leopoldkanaal, en aan de Nederlandse grens. De gemeente heeft een woon- (vooral Sijsele) en agrarische functie. Enige industrie te Moerkerke. Sanatorium en militair domein te Sijsele. Van de werkbevolking is 10,6% werkzaam in de landbouw, 33,9% in de industrie en 57,9% in de dienstensector en 7,7% bedrijf onbekend.

Wijs als we zijn laten we de auto achter op de randparking nabij het kanaal, aan de buitenrand van de wallen en ongeveer tegenover de witte Scellemolen. We kiezen de weg rakelings langs het kanaal, stappen voorbij het muurtje met Tijl Uilenspiegel, drie uilen, drie kikkers en één ezel met bel. Werk van de Damse beeldhouwer Jef Claerhout.
Aan de brug nemen we een zijsprongetje richting Scellemolen. We kiezen dus voor links, dwarsen het kanaal en kiezen gelijk nog eens voor links. Rechts voor ons is er de 18de eeuwse Cristoffelhoeven of het Casteelgoet de Proosdije, door de niet onbemiddelde kanunnik Johannes van de Sticht gebouwd. De Scellemolen, een bakstenen bergmolen uit 1687, wiekt ons vriendelijk toe. We stappen nog even verder. Links van ons het kanaal, rechts de resten van de aarden wallen die nu golvende weiden zijn met daarachter een waardevol natuurreservaat.
Nu doet u iets wat wijze wandelaars en gehaaide politici al eens meer doen: u maakt een bocht van 180° en keert op uw stappen terug. Zo ziet u al dat fraais nog eens vanuit een ander gezichtspunt. Aan de brug slaan we rechts af en stappen we richting centrum. Over de brug, over de drukke weg kiezen we links de Slekstraat. In de glorietijd van Damme was die straat kade. Er zijn oude huisjes en in de put rechts even verderop zitten de resten van een middeleeuwse sluis. We bochten er naar rechts, stappen nu op de Rabbattestraat en dwarsen de Lieve, de aloude waterloop richting Gent. Rechts van ons hebben we een fraaie kijk op enkele punten van de aarden zevenster. Achter een scherm van populieren glinstert het Damse dakenspel met stadhuis en kerktoren als uitschieters. Links voert een weggetje naar de plek waar ooit de galg dreigde. Aan het oude kruispunt kiezen we voor rechts en volgen de Oude Sluisedijk richting vernieuwd centrum. Bij het binnenkomen is er links een kazemat die tot vleermuizenreservaat is ingericht. Daar start ook het weggetje richting randparking.

Wie over meer tijd beschikt, hongerig is naar wat bouwkundig erfgoed of naar een natje en een droogje, die kan eerst het centrum van naderbij bekijken. Meer da, bekijkenswaard zijn de O.L.V.-hallenkerk met robuuste toren van rond 1300, het Sint-Janshospitaal met gevel uit de 13de eeuw, de stadspomp t’zeugken aan de overkant, de Markt met stadhuis van rond 1465 in Balegemse witsteen, oude waterput en standbeeld van Jacob van Maerlant (1235-1300), statige patriërshuizen, het oude sas op de Lieven en de stemmige Haringmarkt met knotwilgen, een sierlijk monumentje en in de weide iets verderop een kazemat.

Wie 3km. maar minnetjes vindt en niet bang is van een strookje aardeweg, die kan kiezen voor de Romboutswervedijk.

Van de randparking stappen we voorbij Tijl en gezellen, slaan aan de brug links af, dwarsen het kanaal en kiezen aan de Cristoffelhoeve niet voor links, wel voor rechts. Rechts van ons dus de Damse vaart of het Napoleonkanaal, links de resten van de zevenster.
Na enkele honderden meters verlaten we de kanaaloever en kiezen het weggetje links om na zowat 100m. rechts de Romboutswervedijk in te slaan. Links heb je een fraai uitzicht op natte weiden. Als u de wandeling in een koude periode doet, ziet en hoort u wellicht de bekende vriezeganzen. Na anderhalve kilometer asfalt, kassei, gras en aarde botsen we op de twee kanalen begeleid door rijen van Canadapopulieren. Het kanaal aan onze zijde is het afleidingskanaal van de Leie, alias het Schipdonkkanaal of in de volksmond de Stinker. Tussen Deinze en Gent tapt dit kanaal (vuil) Leiewater af en voert het richting Zeebrugge-Heist waar het bij laagtij in zee wordt geloosd. Het andere kanaal, het Leopoldkanaal of de Blinker, voert het overtollige water uit de Krekenstreek van Assenede zeewaarts.
Aan het Schipdonkkanaal kiezen we voor rechts en aan de sifons met de bekende eetgelegenheden opnieuw voor rechts. Met de vaart Damme-Sluis links worden het nu een paar km. rustig wandelen richting Damme waar we kunnen aansluiten bij de monumentenkijkers van de kleine wandeling.


Damme, gelegen in de Zeepolders, bezit een Scheldegotische O.-L.-Vrouwekerk, met imposante westtoren (1220–1250). Ca. 1300 werd het koor uitgebreid tot een ruim hallenkoor, waaraan eind 15de eeuw nog een kapel werd gebouwd. In 1725 werd de kerk tot de oorspronkelijke koorpartij teruggebracht. De torenspits werd in 1726 afgebroken. Het meubilair is hoofdzakelijk barok en er is interessant laat-gotisch beeldhouwwerk (ca. 1400). Het hoog-gotische stadhuis werd 1464–1468 naar plannen van G. de Bosschere opgetrokken op de kelders van het oude ‘scepenenhuus’ van 1241. Het herbergt thans o.a. het Oudheidkundig Museum en bezit de oudste twee klokken van Vlaanderen (1392 en 1398). In het zgn. St.-Janshospitaal (1249), waarvan slechts de oorspronkelijke bakstenen middengevel uit 1250 rest, worden oude documenten, meubelen en schilderijen bewaard. Van de oude huizen zijn De Grote Sterre (15de eeuw), het Huis Sint-Jan (15de eeuw; thans Van Maerlant-museum) en De Slotel (16de eeuw) de belangrijkste. Tijl Uilenspiegelmuseum en -standbeeld; standbeeld (1860) van Jacob van Maerlant door H. Pickery. Gerestaureerde windmolen (Scellemolen) en stenen bergmolen te Hoeke. Bekend is ook het landschap langs het Kanaal Brugge–Sluis, met de landinwaarts gebogen bomenrijen. Zeevaartmuseum (o.a. een verzameling geografische kaarten over het Zwin).
Omstreeks 1853 werd te Damme een Romeinse muntschat gevonden. Sinds 1967 is men bezig met opgravingen op de plaats waar in de middeleeuwen de Lieve uitmondde in het Zwin.

2. Geschiedenis

Kort voor 1180 ontstond aan het Zwin een nederzetting, op een plaats waar het vaarwater eindigde en die het dichtst bij Brugge was gelegen. Om het achterland tegen verdere overstromingen te beschermen, werd op deze plaats een ‘dam’ (dwarsdijk) opgeworpen. De nederzetting kreeg daarom de naam Dam(me) (in het begin soms ook Hondsdam genoemd). Tussen Brugge en Damme werd een verbindingskanaal gegraven. De oudste bewaarde authentieke vermelding van Damme komt voor in een privilege (1180) van graaf Filips van de Elzas. De plaats maakte in de 13de eeuw een snelle opgang als zeehaven en commercieel centrum. In 1213 werd de stad ingenomen en geplunderd door Franse troepen tijdens hun veldtocht tegen de graaf van Vlaanderen. Omstreeks het midden van de 13de eeuw groeven de Gentenaars de Lieve door tot aan het Zwin te Damme. In 1383 werd het stadje bezet door Gentse troepen. Vanaf de tweede helft van de 14de eeuw begon, eerst langzaam, daarna sneller, het economische en demografische verval van Damme, in hoofdzaak ten gevolge van de gestadig voortschrijdende verzanding van het Zwin, waardoor de plaats vanuit zee steeds moeilijker bereikbaar werd. Vanaf 1615 kreeg Damme een nieuwe verdedigingsgordel en werd het ingericht als een versterkt garnizoensstadje om de nabije grens met de Verenigde Provinciën te bewaken. In de 18de eeuw en voorts in de Franse periode werd de stad ontmanteld. Daarna verviel Damme tot een agrarisch dorp.
De gem. Damme ontstond in 1977 door samenvoeging van de toen opgeheven gelijknamige gemeente (11, 61 km2; 985 inw.) met Moerkerke, Oostkerke en Sijsele.

Uilenspiegel, Tijl, meestal met de voornaam Tijl, legendarische komische held, wiens avonturen vermoedelijk voor het eerst eind 15de eeuw werden beschreven in een Neder-Duits volksboek (zie volksboeken). De oudste overgeleverde teksten zijn een Hoog-Duitse (Straatsburg 1515, 1519) en een Neder-Duitse (Keulen 1519); de oudst bewaarde Nederlandse druk is ca. 1519 te Antwerpen vervaardigd door Michiel Hillen van Hoochstraten. Tijl Uilenspiegel is de belichaming van de vagebond die in de late middeleeuwen rondzwierf als handwerksgezel, kermisklant, zwervende student of verlopen geestelijke. De voorstelling van Uilenspiegel als nar is van later datum. Allerlei grappen, soms aan veel oudere bronnen ontleend, zijn op Uilenspiegels naam gesteld. Ten onrechte heeft men in hem de verdediger van de boerenstand tegenover stedelingen gezien; evenmin is hij de individualistische bohémien die de maatschappij kritiseert. De Uilenspiegelverhalen hadden geen ander doel dan te vermaken. In 1867 werkte Charles (Théodore Henri) de Coster in een Frans proza-epos, La légende d'Ulenspiegel, de figuur om tot een Vlaamse vrijheidsheld, strijdend tegen de Spaanse overheersing in de 16de eeuw in de Nederlanden.