Watou.

Watou, deel van de Belgische gem. Poperinge, prov. West-Vlaanderen, tot 1977 (2178 inw.) een zelfstandige gemeente, in Zandlemig Vlaanderen en de Westhoek, aan de Franse grens. Sint-Baafshallenkerk (deels romaans, deels gotisch) met achthoekige vieringtoren. Het Blauwhuis (ca. 1500) maakte deel uit van het Hof van Watou.

Wie zo dicht bij de Franse grens is, moet van de gelegenheid gebruik maken om eens over de schreve te gaan. Vanuit Watou vertrekken een aantal bewegwijzerde wandelingen die ons onder meer naar het Franse dorpje Houtkerque brengen. De Sint-Antoniuskerk van dat dorpje is best een ommetje waard. Het Vlaams leeft er voort in de kruiswegopschriften en het offerblok ter ere van Sint-Antonius. De graflegging in hout is een brok echte volkskunst. Op het kerkhof staan tal van Vlaamse namen in het marmer gebeiteld.
De wegwijzers "Frontiére" helpen ons het eigen land terug te vinden. Een desolaat tolhuisje herinnert aan vervlogen grensdrukte. Zo komen we opnieuw in Watou aan waar tijdens de kustzomers ook een kunstwandeling word uitgestippeld, afhankelijk van het aanbod. Die wandeling brengt ons uiteraard naar diverse tentoonstellingen en kunstprojecten. Een tochtje in het stukje rechtsonder van onze stafkaart laat ons volop van de natuur genieten.
Restaurant In De Leene is een goed vertrek- en eindpunt.
We nemen rechts de Boescheepseweg en al meteen zien we de Catsberg opdagen. We stappen nu midden de hoppevelden, de hangende tuinen met het zogenaamde groene goud.
Na anderhalve kilometer bereiken we het Lyssenthoek Cemetery. Het is een Brits oorlogskerkhof uit de eerste wereldoorlog. Dat er vlakbij een militair veldhospitaal was, zal zeker geen verbazing wekken. Daarom kregen ook Duitse krijgsgevangenen hun laatste rustplaats op het prachtige onderhouden Britse kerkhof. Welgeteld 10.876 mensen liggen hier begraven. Drie op vier gesneuvelde soldaten zijn Britten, maar er liggen ook Canadezen, Australiërs, Fransen en dus Duitsers. Opmerkelijk zijn de graven van drie niet geïdentificeerde soldaten.
Als we verder wandelen, tekent het Trappistenklooster op de top van de Catsberg zich scherper af. Twee km. voorbij het Lyssenthoek Cemetery ligt de Franse grens. Op Frans grondgebied treffen we ‘De Grooten Onze Heer’ aan, een groot kruisbeeld op een nagebootste calvarieberg. Daar slaan we linksaf in de Lappestraat en lopen we letterlijk op de landgrens. Rechts ligt Frankrijk, links België. In het nu lichtjes glooiende landschap ontwaren we in de verte de West-Vlaamse heuvels.
Door een mozaïek van akkers en weiden, kuieren we verder tot we op de linkerkant de Lepelaarstraat zien. Op dat moment hebben we bijna zes km. gestapt en zijn we ruim halfweg de wandeling. Op een T-splitsing draaien we rechts de Brabantstraat in.

Nu kunt u kiezen:
-Ofwel nemen we even verder weer links in de Dasdreef. Rechts van ons doemen de beroemde torens van Poperinge op, watertoren inclusief. En als we goed speuren door de hopperanken, zien we links misschien weer het Lyssenthoek Cemetery. Deze weg leidt immers weer naar de Boescheepseweg, waar we nu rechts wandelen en weer richting vertrekpunt stappen.
-Ofwel kunnen we de Brabantstraat verder volgen tot aan de Lenestraat die we links indraaien en ons naar het vertrekpunt brengt. De wandeling is ongeveer 12km. lang.

hop ,de plantensoort Humulus lupulus uit de Hennepfamilie. De plant is in Europa, ook in Nederland en België, inheems en wordt in veel landen als specerijgewas geteeld. In het wild komt hop voor in loofbossen en in heggen op voedselrijke grond. De mannelijke bloemen staan in pluimen (juli–september), de vruchten in eivormige vruchtkegels (hopbellen). De schutbladen van de hopbellen zijn aan hun voet bezet met hars bevattende klieren. De hopbellen worden gebruikt voor de bereiding van bier.
Het geslacht Humulus (latinisering van het Slavische woord chmel = kop) telt twee of drie soorten klimplanten, die voorkomen in het noordelijk gematigd gebied.
1. Teelt en verwerking
Hop heeft een gematigd klimaat nodig. Hoptuinen worden bij voorkeur aangelegd in vruchtbare leemgrond met een goed waterhoudend vermogen. Daar hop een overblijvende klimplant is die een hoogte van ca. 10 m bereikt, is een dradenstelsel vereist. De teelt van mannelijke planten is in België wettelijk verboden om het voorkomen van zaden (die het bier een ongewenste smaak geven) in de hopbellen te verhinderen. De richting van de rijen is voor de goede ontwikkeling van de hopbel van belang; belichting door de zonnestralen dient in de hand gewerkt te worden. Het vrijmaken van de hopstoelen (de wortelstokken, die in de grond blijven) en het plukken van de rijpe hopbellen (dwz. hopbellen met tot rijpheid gekomen harskliertjes, die lupuline of hopmeel bevatten, waarin hopolie en drie harsen voorkomen) van de afgesneden stengels geschiedt thans mechanisch. Na de oogst worden de groene bellen op de eest gedroogd; hierbij wordt het watergehalte van 75–80% teruggebracht tot ca. 12%.